www.ecclesiadei.nl
Introibo ad Altare Dei
Hoofdpagina | Tridentijnse Liturgie | Documenten | Bedevaarten | Links | Contact 
 www.ecclesiadei.nl / documenten / dossiers / Michael Davies / De Liturgische Schipbreuk

DE LITURGISCHE SCHIPBREUK
1969 -1999: Dertig jaar Novus Ordo Missae

Michael Davies
Vertaling: A.F.M. Bongers
Bron: Katholiek Maandblad Nr. 6, 1999

"De liturgische hervorming, die met zoveel idealisme en hoop door zoveel priesters en leken werd verwelkomd, is een liturgische verwoesting van verbluffende afmetingen geworden -een ramp, die ieder jaar dat er verstreek erger werd. In plaats van de verhoopte vernieuwing van de Kerk en van het katholieke leven zijn we nu getuige van een ontmanteling van de traditionele waarden en de vroomheid waar ons geloof op rust. In plaats van de vruchtbare herbronning van de liturgie zien we een vernietiging van de vormen van de Mis die zich organisch ontwikkelde in de loop van vele eeuwen".
Mgr. Dr. Klaus Gamber

Er viel een verjaardag op de derde april van het jaar des Heren 1999. Een droevige verjaardag. Misschien wel de allerongelukkigste verjaardag in de geschiedenis van de katholieke Kerk. Op die dag, dertig jaar geleden, kondigde paus Paulus VI in zijn apostolische constitutie Missale Romanum aan, dat het missaal dat in 1570 werd gepromulgeerd door de Heilige Pius V; zijn roemrijke voorganger, zou worden vervangen door een missaal dat hij op eigen gezag zou uitvaardigen. In gehoorzaamheid aan het Concilie van Trente en als een weerlegging van de protestantse ketterij, codificeerde de H. Pius V de ritus van de H. Mis die in die tijd in Rome werd gecelebreerd. Een misritus, die zich geleidelijk en natuurlijk gedurende anderhalf millennium had ontwikkeld. St. Pius V verklaarde nadrukkelijk dat hij wenste dat de misorde zoals die werd gevonden in het traditionele katholieke missaal tot in eeuwigheid onveranderd zou blijven. En terecht, want tegen 1570 was deze misorde zodanig de absolute perfectie genaderd als niets anders ooitop deze aarde. Het was met recht en reden dat pater Frederick Faber de traditionele Mis omschreef als "het allermooiste aan deze zijde van de hemel",(!) Het was met recht en reden dat kardinaal Newman, die misschien wel het grootste intellect bezat van alle katholieken in de geschiedenis van de Engels sprekende wereld, zei, dat hij deze H. Mis voor altijd bij kon wonen zonder ooit vermoeid te raken. (2)

Met de uitvaardiging van een nieuwe Mis geloofde paus Paulus VI blijkbaar dat hij de traditionele Mis van de Romeinse ritus kon verbeteren en hij veroorloofde zich een poging om de Mis begrijpelijker te maken voor onze tijd, Maar al doende brak hij met de ongeschonden traditie van al zijn voorgangers en deed iets wat tot nu toe onbekend was in de geschiedenis van de Kerk -in het oosten of het westen. Hij benoemde een commissie die een nieuwe misorde moest verzinnen: een Novus Ordo Missae. Dat was een daad die de vaders van het Tweede Vaticaans Concilie zelfs nog niet in de verste verte hadden overwogen, laat staan dat ze daartoe opdracht hadden gegeven. Het enige precedent voor een radicale hervorming van de liturgie wordt gevonden bij de protestantse hervormers uit de zestiende eeuw. Elders heb ik gezegd, dat een van de voornaamste oogmerken van het missaal van de Heilige Pius V was, een weerlegging te zijn van het protestantisme -door te tonen dat de katholieke Kerk in de openbare manifestatie van haar eucharistische geloof niet de minste toegeving zou doen aan de protestantse ketterij. De bedoeling van paus Paulus VI bij de samenstelling van zijn nieuwe missaal blijkt, integendeel, geweest te zijn de protestanten te verzoenen. Met een gebaar, waarvan men nog steeds nauwelijks kan geloven dat het echt is gebeurd, vroeg paus Paulus VI zes protestantse theologen hem raad te geven bij de samenstelling van een nieuwe ritus voor datzelfde H. Misoffer, terwijl de verwerping daarvan een fundamenteel axioma van de protestantse ketterij is.(3) De mate van bereidheid van deze ongelukkige paus om zelfs de meest heilige tradities van ons geloof op te offeren om ketters te verzoenen, kwam voor het eerst in zijn volle omvang aan het licht in een interview met Jean Guitton -één van de intiemste vrienden van paus Paulus VI -dat uitgezonden werd door de Franse radio op 19 december 1993. Guitton openbaarde het feit, dat de paus hem in vertrouwen had verteld dat het niet slechts zijn bedoeling was door de hervorming de liturgie zo goed mogelijk overeen te laten komen met protestantse vormen van eredienst, maar met die van de calvinistische sekte, een van de meest extreme uitdrukkingen van de protestantse ketterij; Guittons openbaring toont hoe scherpzinnig het commentaar van mgr. Gamber was, dat de drastische vermindering van plechtigheid in de liturgie betekent dat katholieken "nu de slechte lucht van de calvinistische steriliteit inademen".(4) Ik moet op dit punt duidelijk stellen dat ik niet geloof dat paus Paulus VI op een of andere manier niet rechtgelovige was in zijn persoonlijke geloof in de H. Eucharistie. Niemand die zijn Credo van het Volk Gods leest of zijn encycliek Mysterium Fidei kan dit beweren. Zijn motivatie lijkt dezelfde onverstandige dienstijver te zijn geweest die hem, toen hij kardinaal-staatssecretaris was, ingeblazen heeft zich te verwikkelen in clandestiene gesprekken met de anglicaanse geestelijkheid, waarvan hij wist dat ze tegengesteld waren aan de politiek van paus Pius XII.(5) Zoals ik al zei, wil ik eerder hiermee bewijzen, dat de samenstelling van een nieuwe ordo van de Mis een breuk met de traditie is, dat de veranderingen die aangebracht zijn in de traditionele Mis van de Romeinse ritus sinds Vaticanum II veel verder gaan dan wat dit concilie toestond en, in sommige gevallen, feitelijk met het mandaat daarvan strijdig zijn. Ik wil aantonen dat we veeleer getuigen zijn geweest van een revolutie dan van een hervorming en dat de revolutie van paus Paulus VI geen goede vruchten heeft voortgebracht ter compensatie van de vernietiging van ons bijna 2000 jaar oude liturgische erfgoed. Alvorens deze revolutie te bespreken is het noodzakelijk te verduidelijken wat er bedoeld wordt met "ritus van de Mis". Een misritus bestaat uit woorden en handelingen, die de wezenlijke elementen omgeven die door Onze Heer werden ingesteld. Deze essentiële elementen zijn: 1. de materie: brood en wijn; 2. de vorm: 'Dit is Mijn lichaam" en "Dit is de kelk van Mijn bloed..." en 3. een geldig gewijde priester, die 4. de intentie heeft te doen wat de Kerk doet bij de verwezenlijking van dit sacrament. Er zijn vele misritussen (fundamenteel 9, maar als de afgeleide vormen worden meegeteld zijn het er wel 23) in oost en west die door de katholieke Kerk als geldig worden erkend, inclusief alle ritussen die door de schismatieke oosterse kerken worden gebruikt. In al deze ritussen wordt hetzelfde Offer van Calvarië tegenwoordig gesteld en dezelfde sacramentele genade wordt er door verkregen. In de H. Communie ontvangt men Christus Zelf. Hij kan niet in een bijzondere ritus volmaakter of minder volmaakt worden ontvangen. De door de H. Communie ontvangen genade is groter of kleiner al naar gelang de eerbied en de gesteldheid van de communicant.

Eer wij overgaan tot de bespreking van de liturgische revolutie is het nodig een paar woorden te wijden aan de vraag of een trouwe katholiek feitelijk kritiek kan uitoefenen op een bepaald leerstuk of op wetgeving die afkomstig is van de H. Stoel en toch een trouwe katholiek kan zijn. Ten tijde van Humanae Vitae (de encycliek die kunstmatige geboorteregeling veroordeelt) verzonnen modernistische theologen de term "loyaal meningsverschil". Zij beweerden dat het mogelijk was met het pauselijke leergezag over geloof en zeden van mening te verschillen en toch trouwe katholieken te blijven. Een dergelijke bewering is klinkklare nonsens. Er kan nimmer een recht bestaan van het leergezag van het magisterium af te wijken inzake geloof of zeden. Het modernistische concept van "loyaal verschil van mening" met betrekking tot de doctrine kan op geen enkele manier worden vergeleken met het recht van een gelovige katholiek het oneens te zijn met een strikt "voorzichtigheidshalve" genomen beslissing van de paus. Dit onderscheid kan worden verduidelijkt met een citaat van één van de meest erudiete en trouwste katholieken van deze eeuw, professor Dietrich von Hildebrand, die door paus Pius XII als de twintigste eeuwse kerkleraar werd omschreven en die door paus Paulus VI werd geëerd om zijn trouw aan de H. Stoel. De titel van het boek, Der verwüstete Weinberg (De verwoeste wijngaard), drukt perfect de staat uit waarin de Kerk van het westen sedert Vaticanum II verkeert. Het is een boek dat iedere katholiek die de Kerk liefheeft zou moeten bezitten. Alhoewel we alles als absolute waarheid moeten aanvaarden wat ex cathedra door de paus wordt uitgevaardigd, herinnert professor Hildebrand ons er in dit boek aan dat "het " Roma locuta -causa finita " pas opgaat als er uitspraak inzake geloof of zeden " de fide " is. Bij de praktische autoriteit, d. w. z. wanneer de paus iets verordent, is de bescherming van de H. Geest niet op dezelfde manier gegarandeerd. Verordeningen kunnen ongelukkig, een vergissing, noodlottig zijn. Hier geldt het "Roma locuta - causa finita " niet. De gelovige is niet verplicht deze verordeningen als goed en wenselijk te beschouwen. Hij kan ze betreuren, hij kan bidden dat ze teruggenomen worden, ja, hij kan zich zelfs met alle respect inzetten voor de eliminatie daarvan".(6)

Het is dus duidelijk, dat een trouwe katholiek het recht heeft zijn oprecht voorbehoud met betrekking tot bepaalde aspecten van het nieuwe missaal kenbaar te maken. Zelfs de meest oppervlakkige lezing van de conciliaire Constitutie over de H. Liturgie maakt duidelijk dat de hervorming die zij voorstond op pastorale overwegingen was gegrond. In zijn apostolische brief Vicesimus Quintus Annus van 4 december 1988 ter gelegenheid van de vijfentwintigste verjaardag van de Constitutie over de H. Liturgie, waarin hij de liturgische constitutie citeert, legt paus Johannes Paulus II uit welke deze pastorale overwegingen waren: "Om het christelijke leven van de gelovigen steeds meer te doen toenemen; om die instellingen welke voor veranderingen vatbaar zijn beter aan te passen aan de behoeften van onze tijd; te bevorderen wat kan bijdragen tot de eenheid van allen die in Christus geloven; en te versterken wat dienstig is om de gehele mensheid tot de schoot van de Kerk te roepen" .De hervorming was bedoeld om de aard van de H. Mis voor de gelovigen te verhelderen en de kwaliteit van hun deelname te verhogen.

Als gelovigen er in alle oprechtheid van overtuigd zijn, dat de nieuwe misritus het offerkarakter van de Mis eerder verduistert dan verheldert en hun deelname iedere zondag veeleer een daad laat zijn van heldhaftige gehoorzaamheid dan van vreugdevolle deelname, dan hebben zij er alle recht op aan hun angstige bezorgdheid lucht te geven bij de Heilige Vader en hem te smeken hen "brood" te geven in plaats van stenen. Men zou het bezwaar kunnen opperen dat leken niet de wetenschap of de deskundigheid bezitten hun kritiek te rechtvaardigen op een sacramentele ritus, die door de paus is goedgekeurd. Er zou enig gewicht aan dit argument kunnen worden toegekend als de critici van de nieuwe Mis uitsluitend leken waren. Maar er is door een man van de Kerk, wiens autoriteit inzake de doctrine tweede in rang was na de paus zelf, kritiek uitgeoefend op de meest radicale manier die maar mogelijk was. Ik bedoel natuurlijk de voormalige prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer, kardinaal Ottaviani. In september 1969 werd door een groep Romeinse theologen een Kort kritisch onderzoek van de Nieuwe Ordo Missae aan paus Paulus VI aangeboden. De studie zelf was van minder betekenis dan de begeleidende brief. Die werd geschreven door kardinaal Ottaviani en ondertekend door de kardinalen Ottaviani en Bacci. Minstens twaalf andere kardinalen wilden de brief mede-ondertekenen, maar lieten het op het allerlaatste ogenblik toch afweten omdat ze niet durfden. (7) Deze twee kardinalen, allebei voorbeeldig rechtgelovig, verklaarden dat zij het als hun plicht zagen voor het aangezicht van God en van de paus van hun angstige bezorgdheid kennis te geven. Zij brachten de paus in herinnering: "Altijd hadden ondergeschikten, tot wier welzijn een wet is uitgevaardigd, wanneer deze wet schadelijk blijkt te zijn, niet slechts het recht, maar zelfs de plicht met kinderlijk vertrouwen de afschaffing van die wet van de wetgever af te smeken". Dit is precies wat Dietrich von Hildebrand zegt in het hierboven aangehaalde citaat: "De gelovige is niet verplicht deze verordeningen als goed en wenselijk te beschouwen. Hij kan ze betreuren, hij kan bidden dat ze worden teruggenomen en zich zelfs met alle respect inzetten voor de afschaffing daarvan".

Het historische oordeel van de kardinalen was: "De Novus Ordo Missae met zijn nieuwe, verschillend interpreteerbare elementen, die daarin indirect of uitdrukkelijk duidelijk worden, zowel in zijn geheel als in de details, betekent een opvallende verwijdering van de katholieke theologie van de H. Mis zoals die tijdens de 22ste zitting van het Concilie van Trente werd geformuleerd. Door de definitieve vaststelling van de "canones " van de ritus werd eertijds een onoverkomelijke dam opgericht tegen iedere ketterij die de integriteit van het mysterie zou kunnen schenden ".(8)

Het jaar 1999 is ook de dertigste verjaardag van deze moedige verklaring, die was gedateerd op 3 september 1969, het feest van de H. Pius x. De zeer katholieke wapenspreuk van kardinaal Ottaviani was Semper Idem -"altijd hetzelfde". De conciliaire Kerk is bezeten door een dolzinnige hang naar verandering. En iedere verandering, zo lijkt het, wordt begroet als een verandering ten goede.

Een van de grootste liturgisten van de tweede helft van deze eeuw, wellicht de grootste, is de overleden mgr. dr. Klaus Gamber. Hij behoorde in 1957 tot de oprichters van het Liturgisch Instituut van Ratisbonne en was daarvan directeur tot aan zijn dood op 2 juni 1989 op zeventigjarige leeftijd. Zijn boek, The Reform of the Roman Liturgy, kwam in. 1993 in het Engels uit. Hoeveel boeken of geschriften iemand ook over de Mis heeft, dit boek zou men zeker moeten kopen. Mgr. Gamber's wetenschappelijke gedegenheid zette de H. Stoel aan hem te benoemen tot erelid van de Pontificale Academie voor Liturgie. Werd hij in 1965 benoemd tot huiskapelaan van de H. Vader, in 1966 werd hij verheven tot diens privé-kamerheer. Kardinaal Oddi schreef een voorwoord bij het hierboven genoemde boek, waarin hij de publicatie "een gebeurtenis van het grootste belang" noemt. Het bevat tevens eerbewijzen aan mgr. Gamber van de kardinalen Stickler en Ratzinger. Kort voor mgr. Gambers dood merkte kardinaal Ratzinger op dat hij "de enige geleerde was, temidden van een leger pseudo-liturgisten, die het liturgisch denken van het centrum van de Kerk waarachtig vertegenwoordigt".(9)

Zoals niets in dit essay verder gaat dan de kritiek op de nieuwe Mis van de kardinalen Ottaviani en Bacci, zo gaat het evenmin verder dan de kritiek van mgr. Gamber, waarvan hieronder enkele voorbeelden volgen: "Uiteindelijk zullen we allemaal moeten erkennen dat de nieuwe liturgische vormen, hoe goed de bedoelingen in het begin ook geweest mogen zijn, de mensen geen brood hebben gegeven, maar stenen".(l0) "Veel radicaler dan welke door Luther geïntroduceerde liturgische verandering ook, ten minste voor zover het de ritus betreft, was de reorganisatie van onze eigen liturgie -bovenal de fundamentele veranderingen die in de liturgie van de H. Mis werden aangebracht. Het toont ook aan hoe weinig begrip er was voor de emotionele banden die de gelovigen met de traditionele ritus hadden>.(11) "Werd dit echt allemaal uit pastorale bezorgdheid voor de zielen van de gelovigen gedaan of betekende het veeleer een radicale breuk met de overgeleverde ritus, om het verdere gebruik van traditionele liturgische teksten te voorkomen en zo het opdragen van de "Tridentijnse H. Mis " onmogelijk te maken, omdat zij de nieuwe geest die door de Kerk waaide niet langer weerspiegelde?"(12)

WAT IS DE NIEUWE MIS ?

Het eerste punt waar ik m.b.t. het liturgische experiment van paus Paulus VI op wil wijzen is dat de samenstelling van een "nieuwe Mis", een Novus Ordo Missae, op zichzelf al een breuk vormt met de historische liturgische evolutie. In The Holy Sacrifice of the Mass (het H. Offer van de Mis), zijn grote, klassieke studie van de H. Mis, verklaarde de eerwaarde heer Adrian Fortescue: "De protestantse hervormers hebben de oude liturgie natuurlijk volkomen vernietigd. Het was de uitdrukking van de ideeën zelf (Werkelijke Tegenwoordigheid, Eucharistisch Offe1; enz.) die zij van begin tot eind verwierpen. Dus vervingen zij de liturgie door nieuwe gemeenschapsdiensten. Die beantwoordden weliswaar aan hun beginselen, maar scheurden zich natuurlijk volkomen los van iedere historische liturgische evolutie".(13)

Hoe hebben de protestantse hervormers zich nu precies "losgescheurd van iedere historische liturgische evolutie"? Ten eerste door het feit zelf van de samenstelling van nieuwe sacramentele riten en die in de plaats te stellen van de riten die sedert onheuglijke tijden in gebruik waren. Zelfs als hun nieuwe riten volkomen rechtgelovig zouden zijn geweest, zou dit een breuk betekend hebben met de historische liturgische evolutie. De verschillende ritussen van de H. Mis hebben zich in de loop der eeuwen geleidelijk en op natuurlijke manier ontwikkeld. Een van de grootste nog levende Britse geschiedkundigen, professor Owen Chadwick, die protestant is, noteerde in zijn boek The Reformation (De hervorming): "Liturgie wordt niet gemaakt, zij groeit in de devotie der eeuwen".(14) Een constant patroon kan bij de ontwikkeling van iedere antieke liturgie worden waargenomen, zowel in het oosten als in het westen. Een patroon dat zeer duidelijk wordt verklaard door kanunnik G.G. Smith in zijn beroemde uiteenzetting van het katholieke geloof, The Teaching of the Catholic Church (De leer van de katholieke Kerk): "ln de gehele geschiedenis van de ontwikkeling van de sacramentele liturgie is de tendens altijd op groei gericht geweest: toevoegingen, aanwas. Men getroostte zich veel moeite een volledige7; volmaakter symboliek te verwerven, steeds rijker aan betekenis".(15)

Paus Leo XIII verklaarde in 1896 in zijn encycliek Apostolicae Curae de anglicaanse wijdingen definitief en onherroepbaar ongeldig. De anglicaanse bisschoppen poogden in hun in 1897 gepubliceerde Responsio een antwoord op de encycliek te formuleren, dat echter werd weerlegd in een rechtvaardiging door de katholieke bisschoppen, die later in datzelfde jaar werd gepubliceerd. Het essentiële punt in de argumentatie van de bisschoppen was het volgende: "Dat het in vroeger tijden aan plaatselijke kerken werd toegestaan nieuwe gebeden en ceremoniën toe te voegen is bekend... Maar dat het hen ook toegestaan was om gebeden en ceremoniën af te schaffen die voordien in gebruik waren, en zelfs bestaande riten om te vormen op de meest drastische manier is een zaak waarvoor we geen historische basis kennen en die ons absoluut ongeloofwaardig voorkomt".(16)

Het is onbetwistbaar dat het Consilium, de commissie die de nieuwe Mis samenstelde, veel gebeden en ceremoniën die voordien in gebruik waren afschafte en bestaande riten op de meest drastische manier omvormde, en zich op deze manier losscheurde van iedere historische liturgische evolutie. Let wel: ik beweer niet dat de nieuwe Mis ketters is of dat paus Paulus VI niet het strikt wettelijke recht had sommige veranderingen in de Mis goed te keuren. Alles wat ik beweer is dat hij, met wat hij heeft gedaan, zich helemaal losscheurde van iedere historische liturgische evolutie. Er zijn mensen die in hun gretigheid om de nieuwe Mis te verdedigen alle rede opzij schuiven en -hoe ongelooflijk het ook klinkt -beweren dat er geen drastische hervorming van de Tridentijnse H. Mis heeft plaatsgevonden. Een typisch voorbeeld van deze onmacht de realiteit te aanvaarden deed zich voor in een artikel van de eerwaarde heer Peter Stravinskas in het februarinummer 1992 van Catholic News and World Report, waarin hij beweert: "Ik heb de oude en de huidige misritus met grote zorg bestudeerd en ik kan geen enkel belangrijk verschil tussen die twee ontdekken". Dit doet me denken aan het antwoord dat de hertog van Wellington gaf aan een heer die hem benaderde met de woorden: "U bent mr. Smith, geloof ik." De ijzeren hertog antwoordde: "Als u dat gelooft, kan men u alles wijsmaken!" ("Mr. Smith, I believe " -"If you believe that, you'll believe anything! "}

Het is niet alleen onrechtelijk, maar zelfs ongelooflijk als men beweert dat er geen enkel belangrijk verschil tussen de twee riten bestaat. Liever dan een traditionalistisch schrijver aan te halen om Stravinskas te weerleggen zal ik iemand citeren wiens getuigschriften voor het becommentariëren van de nieuwe Mis nauwelijks gezaghebbender kunnen zijn, namelijk de Jezuïet pater Joseph Gelineau. Hij was een van de meest invloedrijke leden van aartsbisschop Bugnini's Consilium, dat feitelijk de nieuwe Mis heeft samen gesteld. Hij werd door Bugnini beschreven als "een van de grote meesters van de internationale liturgische wereld".(17) Het zou meer dan eufemistisch zijn te zeggen dat pater Gelineau de mening van de E. H. Stravinskas niet deelt, dat er geen belangrijk verschil is tussen de Tridentijnse Mis en de nieuwe Mis. Pater Gelineau geeft in zijn boek Demain Ia liturgie (De liturgie morgen} met prijzenswaardige eerlijkheid en zonder het minste teken van spijt het volgende commentaar: "Laat hen die, zoals ikzelf Latijns-gregoriaanse Hoogmissen hebben gekend en gezongen, zich die herinneren als zij kunnen. Laat hen die vergelijken met de Mis die we nu hebben. Niet alleen de woorden, de melodieën en sommige gebaren zijn anders. Om de waarheid te zeggen: het is een verschillende liturgie van de Mis. Dit moet ondubbelzinnig worden gezegd: de Romeinse ritus zoals we die kenden bestaat niet meel: Die is vernietigd" .( "Le rite romain tel que nous I'avons connu n'existe plus. Il est detruit".)(18)

Pater Gelineau vertelt ons, dat de traditionele ritus van de H. Mis is vernietigd en vervangen door een andere. De eerwaarde heer Stravinskas verzekert ons, dat er geen belangrijk verschil bestaat tussen de twee ritussen. Een onpartijdig onderzoek van de hervorming waarbij pater Gelineau zo'n actieve rol speelde zal, boven alle mogelijke twijfel verheven, aantonen dat zijn beoordeling - en niet die van Stravinskas - correct is. Maar alvorens de feitelijke hervorming te onderzoeken is het noodzakelijk helder en duidelijk te weten wat de Constitutie over de H. Liturgie van het Tweede Vaticaans Concilie nu precies heeft verordend. Zelfs met enige fantasie kan het Tweede Vaticaans Concilie met geen mogelijkheid worden geïnterpreteerd als zou het de vernietiging van de Romeinse ritus hebben verordend of bekrachtigd! Het bevatte bepalingen die iedere drastische omvorming van de traditionele H. Mis onmogelijk maakt.

De Latijnse taal moet in de Latijnse ritussen bewaard blijven (§ 36) en er moeten stappen worden ondernomen om zeker te stellen, dat de gelovigen de hun toekomende delen van de H. Mis in het Latijn kunnen zingen of zeggen (§ 54). Alle wettig erkende ritussen zijn gelijkgerechtigd en even eerbiedwaardig en moeten voor de toekomst behouden en in alle opzichten bevorderd worden (§ 4). De sacrale muziek, een schat van onberekenbare waarde, moet met de grootste zorg worden bewaard en gecultiveerd (§ 114) en de gregoriaanse zang moet bij de liturgische handelingen de voornaamste plaats innemen (§ 116). Tot vernieuwingen mag men uitsluitend overgaan als het ware en zekere belang van de Kerk dit vraagt; tevens moet men de nodige zorg aanwenden om de nieuwe vormen als het ware organisch te laten groeien uit reeds bestaande vormen (§ 23).

Deze uitdrukkelijke bevelen van Vaticanum II zijn, zoals Hamlet het uitdrukte "More honoured in the breach than the observance". De Latijnse taal is feitelijk uit onze kerken verdwenen en in 99,9% van de parochies wordt er geen enkele moeite gedaan om er voor te zorgen dat de gelovigen de hun toekomende delen van de Mis in het Latijn kunnen zingen en zeggen. In plaats van de Romeinse ritus te behouden en in alle opzichten te bevorderen werd deze ritus vernietigd. En de schat van onberekenbare waarde, de sacrale muziek, in het bijzonder de gregoriaanse zang, is in de overgrote meerderheid van de parochies vergeten. Er kaneen lange lijst worden opgesomd van vernieuwingen, die het ware en zekere belang van de Kerk niet vroeg. En in bijna alle gevallen wijzigden deze vernieuwingen de traditionele H. Mis op een manier die de Mis meer aanvaardbaar maakte voor protestanten. Onderzoek eens welke gebeden de protestanten van de zestiende eeuw in hun eigen landen uit de traditionele missaals verwijderden; u zult ontdekken dat exact dezelfde gebeden uit de Tridentijnse H. Mis zijn verwijderd, opdat de Mis van paus Paulus VI de goedkeuring van de protestanten zou krijgen - en ook inderdaad kreeg.(19) De enige uitzondering vormt de Romeinse canon, die uit de Mis verwijderd werd door alle protestantse hervormers en ook door aartsbisschop Bugnini, maar die in ere werd hersteld. Deo gratias, dank zij een direct bevel van paus Paulus VI.(20) Het is waar, dat de Romeinse canon in de nieuwe Mis tegenwoordig niet vaak wordt gebruikt. De aanwezigheid van de Romeinse canon - die anathema was voor iedere protestantse hervormer - in het nieuwe missaal garandeert dat de nieuwe Mis niet kan worden omschreven als een protestantse liturgie, ofschoon de hervormde liturgie menige parallel bevat met de protestantse eredienst. God zou nooit, aan geen enkele paus, toestaan welke sacramentele ritus dan ook goed te keuren die niet bevat wat essentieel is voor de geldigheid van het sacrament of die iets specifiek ketters bevat. In tegenstelling tot wat dikwijls wordt beweerd erkende aartsbisschop Lefebvre dat de nieuwe Mis geldig is en geen ketterij bevat.(21)

Toen de concilievaders de Constitutie over de H. Liturgie in stemming brachten, konden zij zich geen moment ook maar in de verte voorstellen dat hun werkstukken ooit geïnterpreteerd zouden worden op een manier die tegengesteld was aan hun expliciete bedoelingen. Maar juist dit gebeurde wel, omdat de periti (experts) die de tekst opstelden dubbelzinnige passages hadden ingebracht met de bedoeling die na het concilie te gebruiken als werktuigen bij een liturgische revolutie waarvan ze zeker wisten, dat die niet goedgekeurd zou worden door de concilievaders als zij nauwkeurig in de constitutie zelf zou zijn omschreven. Opdat men niet denke dat dit zomaar een veronderstelling in het wilde weg is van een leek die verslaafd is aan complot-theorieën zal ik het getuigenis citeren van John kardinaal Heenan van Westminster, Engeland. Kardinaal Heenan was een van de meest actieve concilievaders. In zijn boek A Crown of Thorns (Een doornenkroon) schreef hij met betrekking tot de eerste zitting van het concilie in 1962: "Het meest uitgebreide onderwerp van discussie was de hervorming van de liturgie. Het is wellicht nauwkeuriger te zeggen dat de bisschoppen de indruk hadden dat de liturgie volledig was besproken. Terugblikkend is het duidelijk dat zij slechts in de gelegenheid waren alleen algemene principes te bediscussiëren. De later volgende veranderingen waren radicaler dan was bedoeld door paus Johannes en de bisschoppen die het decreet over de liturgie uitvaardigden. Uit zijn toespraak aan het einde van de eerste zitting blijkt duidelijk dat paus Johannes totaal niet vermoedde wat de liturgie-experts van plan waren." (cursief van de schrijver)(22)

Kan het nog duidelijker? Kardinaal Heenan verklaart uitdrukkelijk dat de experts die de Constitutie over de H. Liturgie opstelden de bedoeling hadden die na het concilie te gebruiken op een manier die de paus en de concilievaders niet vermoedden. De meeste concilievaders zouden een dergelijke mogelijkheid als ongeloofwaardig van zich af hebben gezet, zelfs al zou men het hun hebben uitgelegd. Aartsbisschop R.J. Dwyer van Portland, Oregon, maakte in 1973, met het voordeel dat achterafpraten nu eenmaal heeft, droevig de volgende opmerking: " Wie had op die dag kunnen ,dromen, dat binnen enkele jaren, nog veel minder dan één decennium, het Latijnse verleden van de Kerk totaal uitgewist zou zijn, dat het gereduceerd zou zijn tot een in de verte vervagende herinnering? De gedachte aan zoiets alleen al zou voor ons een verschrikking zijn geweest. Maar het scheen zo ver buiten de grenzen van het mogelijke te liggen dat de gedachte bespottelijk was. We hebben het weggelachen" (23)

Pater Louis Bouyer, een markante figuur in de voorconciliaire liturgische beweging en een van de meest rechtgelovige experts van het concilie, was in staat te zien welke kant het met de hervorming uit ging, zelfs nog voor de promulgatie van de nieuwe Mis. Hij verklaarde in 1968: "We moeten het eerlijk zeggen: feitelijk is er vandaag geen liturgie in de katholieke Kerk die deze naam waardig is",(24) En voorts: "Op geen enkel ander gebied is er wellicht een grotere afstand, zelfs een formele tegenstelling, tussen de door het concilie uitgewerkte plannen en wat we vandaag feitelijk hebben",(25) Monseigneur Gamber bewees deze zelfde bewering toen hij schreef: "Eén verklaring die we met zekerheid kunnen afleggen is dat de nieuwe ordo Missae die nu is opgedoken niet is onderschreven door de overgrote meerderheid van de concilievaders".(26)

Met betrekking tot de Constitutie over de H. Liturgie schreef pater Bouyer in 1964 een enthousiaste beschouwing, die de opbloei voorspelde van een grote liturgische vernieuwing (The Liturgy Revived -De herleefde liturgie). Tegen 1968 was hij volkomen gedesillusioneerd en schreef een vernietigende veroordeling over de manier waarop de hervorming zich in de praktijk ontwikkelde met de titel The Decomposition of Catholicism (De ontbinding van het katholicisme). Daarin verklaart hij niet alleen dat er een formele tegenstelling bestaat tussen wat het concilie verlangt en wat er feitelijk gebeurt, maar dat, in de praktijk, de hervorming een verwerping en verloochening vormt van de pauselijk goedgekeurde liturgische beweging waaraan hij had bijgedragen.(27)

Het is volkomen gewettigd om wat er met de Romeinse ritus sinds Vaticanum II is gebeurd te omschrijven als een revolutie in plaats van een hervorming. De Concise Oxford Dictionary definieert "revolutie" als "een complete verandering die alles ondersteboven keert, grote ommekeer van toestanden, fundamentele reconstructie". Is dit niet precies wat er heeft plaatsgevonden sinds het Tweede Vaticaans Concilie ? De revolutionaire aard van de veranderingen in de Romeinse liturgie sinds Vaticanum II is duidelijk aanwijsbaar, zelfs voor niet-katholieken. In de Harvard Club in New Vork gaf een lutherse sociologieprofessor, Peter L. Berger, commentaar op de naconciliaire veranderingen binnen de katholieke Kerk. Hij deed dat vanuit het onpartijdige standpunt van een professionele socioloog en hij benadrukte dat de veranderingen een dwaling, een vergissing waren, zelfs vanuit sociologisch standpunt: "Als een volkomen boosaardig socioloog, die er op uit zou zijn om de katholieke Kerk zo veel mogelijk te verwonden, de Kerk had geadviseerd, had hij het nauwelijks beter kunnen doen".(28) Professor Dietrich von Hildebrand liet dezelfde gevoelens weerklinken toen hij schreef: "Waarachtig -als een van de duivels in C.S. Lewis' Screwtape Letters de opdracht zou hebben gekregen de liturgie te ondermijnen, hij had het niet beter kunnen doen".(29)

Het getuigenis van pater Joseph Gelineau met betrekking tot het feit dat de liturgische revolutie die op het concilie volgde zich ver aan gene zijde bevond van wat de concilievaders bedoelden is zeker beslissend: "Het zou fout zijn deze liturgische vernieuwing te identificeren met de hervorming van de riten waartoe Vaticanum II besloot. Deze hervorming beweegt zich zeer ver buiten de grenzen van de conciliaire voorschriften (elle va bien au-dela). De liturgie is een bestendige workshop (La liturgie est un chantier permanent">.(30)

Daar hebben we het dan! In plaats van de bescheiden hervorming, gesanctioneerd door de Constitutie over de H. Liturgie van het Tweede Vaticaans Concilie, is de H. Mis van de Romeinse ritus, voorwaar de grootste schat van de Kerk, gereduceerd tot het praktische niveau van "een permanente werkplaats"; iets wat door mensen wordt gedaan, veeleer dan een daad van Christus, een actio Christi. Dit feit is aanvaard door Joseph kardinaal Ratzinger, die zei: "Vandaag zouden we de vraag kunnen stellen: bestaat er nog wel een Latijnse ritus? Men is zich in ieder geval niet daarvan bewust. De meeste mensen komt liturgie veeleer voor als iets wat iedere afzonderlijke parochie zelf regelt".(31)

In de Homiletic and Pastoral Review van februari 1979 richtte pater Kenneth Baker S.J. (de hoofdredacteur) in een openhartig redactioneel artikel een oproep tot de Amerikaanse hiërarchie. Hij klaagde over de honderden veranderingen die het volk werden opgelegd en voor de vertering waarvan nauwelijks tijd werd gelaten. Hij smeekte een halt aan de liturgische revolutie toe te roepen. "We worden overstelpt met veranderingen in de Kerk, op alle niveaus, maar het is de liturgische revolutie die ons allen onmiddellijk en in ons diepste innerlijk raakt". Er schijnt, helaas, niet de minste hoop te zijn dat men met de liturgische veranderingen stopt of dat er daadwerkelijke stappen worden ondernomen om ook maar een van de misbruiken te verwijderen. Die waren in 1980 al zo wijdverbreid, dat paus Johannes Paulus II zich verplicht voelde publiekelijk in zijn apostolische brief Domincae Cenae bij de gelovigen om excuus te vragen: "In mijn eigen naam en in naam van ieder van u, eerbiedwaardige en geliefde broeders in het bisschopsambt, wil ik graag vergiffenis vragen voor alles wat oorzaak is geweest van schandalen en verstoringen met betrekking tot de interpretatie van de doctrine en de aan dit grote sacrament verschuldigde verering om welke reden dan ook door welke menselijke zwakheid, ongeduld of nalatigheid ook en tevens voor de af en toe gedeeltelijke. eenzijdige en foutieve toepassingen van de richtlijnen van het Tweede Vaticaans, Concilie"

Is het ooit in de gehele geschiedenis van de Rooms-Katholieke Kerk - de Kerk die Moeder en Lerares (Mater et Magistra) is van alle andere Kerken - voor een paus nodig geweest dergelijke woorden te spreken? En zijn de zaken er sinds dit verbazingwekkende excuus beter op geworden? Neen, de toestand is ieder jaar dat er op volgde slechter geworden! De liturgische revolutie heeft de gelovigen inderdaad, zoals pater Baker opmerkte, onmiddellijk en in ons diepste innerlijk geraakt op een manier die verontrustende parallellen vertoont m ct de wijze waarop Thomas Cranmer, de afvallige aartsbisschop van Canterbury, het geloof van de Engelse katholieken vernietigde niet door indoctrinatie van de protestantse leer, maar door hen iedere zondag een eredienst op te dringen met een geprotestantiseerde liturgie Hij gebruikte een liturgische revolutie als werktuig voor een doctrinaire revolutie!

Dit wordt duidelijk verklaard door monseigneur Philip Hughes in zijn geschiedenis van de Engelse reformatie "Dit gebedenboek van 1549 was zo duidelijk als men het zich maar kon wensen een teken dat een leerstellige revolutie bedoeld was en dat die inderdaad reeds aan de gang was Toen bijvoorbeeld deze nieuwe sacramentele riten voor het Engelse volk eenmaal gewoonte waren geworden had de substantie van de doctrinaire reformatie die al over noordelijk Europa zegevierde, ook Engeland getransformeerd Heel ongemerkt met het verstrijken der jaren verdween het geloof: dat in de oude nu buiten gebruik geraakte riten als een heiligdom was bewaard. Het was door deze riten affectief en in de geest van de mensen in leven gehouden. Nu verdween het zelfs zonder de noodzaak van ook maar de minste systematische missionaire inspanning om het af te breken"(32)

Klinkt dit u bekend in de oren? Het is een Illustratie van een lang in ere gehouden principe van de katholieke theologie, lex orandi, lex credendi, dat ruwweg betekent dat de manier waarop we bidden weerspiegelt wat we geloven Daarom verandert nok hetgeen wij geloven, wanneer de manier waarop we bidden wordt veranderd Is dit vandaag het geval? Is ook de verandering in onze liturgische riten niet gevolgd door een dramatische verandering ten nadele van het geloof en het gedrag van ons katholieke volk? In de hoofdredactionele column van november 1991 van de Homiletic and Pastomi Review schreefpater Kenneth Baker "leder jaar schijnen we dichter bij een "Amerikaanse Kerk" te komen, afgescheiden van Rome. Voor miljoenen katholieken bestaat die Kerk in feite al, ofschoon nog niet officieel (de facto maar niet de jure). Zelfs al wil de vast in het zadel zittende bureaucratie het niet toegeven, de Kerk hier is er slecht aan toe. Er is moreel verlies geleden en verlies van geestdrift. Maar wat kan men anders verwachten als de meeste katholieke kinderen zelfs van de meest fundamentele dingen van het geloof niets weten, als er openlijk ketterijen worden gedoceerd en verdedigd aan "katholieke" universiteiten, als het aantal seminaristen is teruggelopen van 48.000 tot ongeveer 5000 en als slechts 14 miljoen van de 55 miljoen katholieken (dat is 25%) regelmatig op zondag naar de kerk gaan? Het is niet overdreven te zeggen dat de Kerk hier in een staat van crisis verkeert"

Deze crisis is natuurlijk niet beperkt tot de Verenigde Staten, maar strekt zich met exact dezelfde symptomen over de hele westelijke wereld uit. In landen als Nederland schijnt het redelijk zich af te vragen of er nog iets substantieels bestaat dat in werkelijkheid kan worden omschreven als katholicisme. IN plaats van onze kerken te vullen met vernieuwde katholieken, die hun vitaliteit hebben teruggekregen - velen die eerder afvielen, teruggebracht door een inspirerende nieuwe liturgie die zij gemakkelijk kunnen begrijpen - zijn we getuige van een catastrofale neergang van het misbezoek in alle westerse landen. Wij zijn, zo verzekert pater Louis Bouyer ons, niet getuige van vernieuwing, maar van een versnellende ontbinding van het katholicisme.(33) Honderden miljoenen, ik herhaal, honderden miljoenen katholieken die naar de kerk gingen in "die slechte oude tijd" toen de liturgie verondersteld werd hen van de Kerk te vervreemden, hebben het bijwonen van de H. Mis helemaal gestaakt. Niettemin was, volgens de autoriteiten, de hervorming van de liturgie een overweldigend pastoraal succes en zijn wij er allemaal waanzinnig blij mee. Aartsbisschop Bugnini, de grote architect van de liturgische revolutie, merkte heel ernstig op, dat het er op leek dat "de vernieuwde Mis met vreugde en enthousiasme was ontvangen en in korte tijd zijn intrede heeft gedaan in de praktijk van het christelijk volk met duidelijke voordelen voor de gemeenschap".(34) Als ik de hertog van Wellington nogmaals mag citeren: "Als u dat gelooft, kan men u alles wijsmaken!"

Het ligt natuurlijk in de lijn der verwachtingen, dat aartsbisschop Bugnini beweert dat de hervorming, waarachter hij de stuwende kracht was, een succes is. We hoopten dat de paus, de Opperste Herder, een objectiever standpunt in zou nemen. We hoopten dat hij zijn schapen terug zou voeren tot de grazige weiden van de traditie die hun geloof zo vele eeuwen lang had gevoed, toen hij werd geconfronteerd met de het duidelijke bewijs dat zijn kudde een liturgische wildernis werd binnengeleid, dat het getal van de kudde met catastrofale aantallen afnam en dat zij die overbleven hongerden naar geestelijk voedsel. Maar helaas, in de apostolische brief Vicesimu Quintus Annus, waarin de paus de vijfentwintigste verjaardag herdenkt van de Constitutie over de H. Liturgie lijkt hij het excuus dat hij acht jaar eerder aan de gelovigen vroeg in Dominiae Cansae vergeten te zijn. Hij weerspiegelt de optimistische en totaal onrealistische beoordeling van aartsbisschop Bugnini. Terwijl hij tegelijkertijd aanvaardt dat "de toepassing van de hervorming van de liturgie met moeilijkheden gepaard ging", beweert hij dat "de overgang van eenvoudig aanwezig zijn - heel vaak op een tamelijk passieve en stille manier - naar een vollere en actievere deelname aan sommige mensen te hoge eisen heeft gesteld". Zo zou het er op lijken dat het gebrek aan succes van de liturgische hervormingen niet ligt aan de aard van de veranderingen, maar aan de onmacht of de onwil van de gelovigen om te begrijpen hoe heilzaam de veranderingen in werkelijkheid voor hen zijn. Onwillekeurig doet dat denken aan de ongunstige kritiek die de Russische boeren kregen die - na de revolutie van 1917 - niet in staat of onwillig waren aan te nemen dat de collectivisatie van hun land heilzaam voor ze zou zijn.

Maar in weerwil van de moeilijkheden waaraan hij refereert, beweert de paus nadrukkelijk in zijn apostolische brief: "De overgrote meerderheid van de herders en het christelijke volk heeft de hervorming van de liturgie in een geest van gehoorzaamheid en zelfs vreugdevolle ijver aanvaard. Wij moeten God danken voor het waaien van de H. Geest in de Kerk dat de liturgische vernieuwing vertegenwoordigt en voor het feit, dat de tafel van het woord van God nu overvloedig is gedekt voor allen. Voor de immense inspanning die over de gehele wereld is gedaan om het christelijk volk vertalingen te geven van de Bijbel, het missaal en andere liturgische boeken. Voor de toegenomen deelname van de gelovigen bij gebed en gezang, handeling en stilte, in de eucharistie en in andere sacramenten. Voor de ambten die door leken worden waargenomen. Voor de verantwoordelijkheden die zij op zich hebben genomen krachtens het algemeen priesterschap waarin ze werden ingewijd door het doopsel en het vormsel. Voor de stralende vitaliteit van zovele christelijke gemeenschappen, een vitaliteit, ontleend aan de bron van de liturgie. Dit zijn allemaal redenen om vast te houden aan de onderrichtingen van de constitutie Sacrosanctum Concilium en aan de hervormingen die daardoor mogelijk zijn gemaakt: "De liturgische hervorming is de best zichtbare vrucht van het gehele werk van het concilie". Door veel mensen wordt de boodschap van het Tweede Vaticaans Concilie hoofdzakelijk ervaren door de hervorming van de liturgie".(35)

Het respect dat wij allen verschuldigd zijn aan de plaatsbekleder van Christus kan het feit niet verdoezelen, dat de vernieuwing die hier beschreven wordt fantasie is. Wanneer de paus concrete feiten bespreekt komen zijn woorden wel of niet met de werkelijkheid overeen. In dit geval komen zijn woorden in geen geval overeen met de werkelijkheid. Alles behalve de overgrote meerderheid van de gelovigen in de hele westelijke wereld heeft de hervorming "met vreugdevolle ijver" aanvaard. De overgrote meerderheid van de gelovigen in de gehele westelijke wereld woont helemaal geen Mis meer bij. Zij die niet meer praktiseerden voor het concilie zijn niet teruggebracht. En in land na land praktiseren zeer velen niet meer, die vóór het concilie wel praktiseerden. In landen als Frankrijk en Nederland is het percentage katholieken dat de Mis elke zondag bijwoont tot beneden de 10 % gezakt. In de Verenigde Staten is het misbezoek teruggelopen van 71% in 1963 tot 25% in 1993: een terugval van 65%.(36) Als we naar deze neergang kijken in termen van zielen in plaats van naakte statistieken betekent het dat in de Verenigde Staten 24 miljoen katholieken minder de Mis bijwonen dan voor het concilie. Gedurende die periode is er binnen het katholieke volksdeel van de Verenigde Staten een grote bevolkingstoename geweest. Daarom is het beeld vele malen slechter dan het geval lijkt te zijn volgens de naakte statistieken.

Het uitstekende katholieke Australische blad A.D. 2000 onderzoekt in het maartnummer van 1994 in hoeverre een gedetailleerd overzicht van het misbezoek in het diocees Townsville het algemene beeld van de ineenstorting van de katholieke kerkelijke praktijk op dat continent weerspiegelt. Het officiële overzicht, dat in het artikel werd getoetst kreeg de titel "Waar zijn alle mensen gebleven?" en onthult dat nog slechts 12% van de katholieken praktiseerde in 1993. Naar verwachting zal er in het jaar 2000 nog ongeveer 6% van de mensen praktiseren. In zijn commentaar op het onderzoek merkte de columnist van A.D. 2000 op: "Nergens in het document is er ook maar een hint te vinden dat de "hervormings"-politiek die de laatste twintig jaar werd gevolgd met betrekking tot liturgie, godsdienstige opvoeding, seminarieleven, religieus leven, bijbelstudie en zedelijke leer bijgedragen zou kunnen hebben aan de ramp die blijkt uit de statistieken van het misbezoek... Het is niet duidelijk hoeveel verder de neergang van de kerkelijke praktijk in Townsville en elders nog moet gaan voor aan dit knoeiwerk van de hervorming een halt wordt toegeroepen en de mislukking toegegeven wordt. Maar we kunnen er maar beter niet op wachten, want zo 'n lange adem hebben we waarschijnlijk niet".

Heeft de H. Vader gelijk als hij zegt dat we Godmoeten danken voor wat hij omschrijft als het waaien van de H. Geest, maar wat A.D. 2000 terecht een ramp noemt? Feiten kunnen waar of onwaar zijn en de feiten met betrekking tot de ineenstorting van de kerkelijke praktijk zijn, helaas, maar al te waar! De hervorming werd verondersteld in het bijzonder heilzaam te zijn voor de jongeren, maar in Groot-Brittannië zijn negen van de tien katholieke middelbare scholieren, die gevoed zijn door de zogenaamde liturgische vernieuwing al van hun geloof afgevallen voordat zij de school verlaten en ik ben er zeker van, dat ditzelfde treurige verhaal even waar is voor andere landen. Dit is nauwelijks een teken voor een stralende vitaliteit.

Het zou interessant zijn te weten waar precies deze stralend vitale gemeenschappen zich bevinden. Zeker niet in het eigen diocees van de paus, in Rome, waar minder dan 8% van de gelovigen op zondag een voet in de kerk zet! Verre van "allen tot de schoot van de Kerk te roepen" zoals de Constitutie over de H. Liturgie verwachtte, verlaten miljoenen katholieken de schoot van de Kerk ten gunste van ketterse sekten. In Brazilië bijvoorbeeld -het land met de grootste katholieke bevolking ter wereld -gaan nu iedere zondag meer protestanten naar de erediensten in tempels dan er katholieken de veronderstelde stralend vitale nieuwe liturgie bijwonen. Dit wijst nauwelijks op vreugdevolle ijver van de kant van de katholieke gelovigen in Brazilië, die de Kerk met miljoenen tegelijk verlaten ten gunste van protestantse sekten.

In de lofprijzing van de Heilige Vader met betrekking tot de nieuwe liturgie is de enige feitelijk accurate verklaring het citaat van het eindrapport van de bisschoppensynode van 1985 dat zegt dat "de hervorming van de liturgie de bestzichtbare vrucht is van het gehele werk van het concilie. " De liturgische revolutie niet "hervorming", is inderdaad de best zichtbare vrucht van het concilie. Maar het is een bedorven vrucht, een werk dat een rampzalige mislukking is geworden -een liturgische schipbreuk -tot schade van vele miljoenen zielen!

"Aan hun vruchten zult gij ze kennen" -"Afructibus eorum cognoscetis eos" "Plukt men wel druiven van doornen of vijgen van distels? Zo draagt iedere goede boom ook goede vruchten; maar een slechte boom draagt slechte vruchten. Een goede boom kan geen slechte vruchten dragen en een slechte boom geen goede vluchten". (Matt. 7, 16-18)

De beoordeling van de liturgiehervorming door mgr. Klaus Gamber is radicaal onverenigbaar met die van de H. Vader. Maar maakt onze eigen ervaring in de voorbije dertig rampzalige jaren het niet onmogelijk te ontkennen dat mgr. Gamber gelijk heeft en de paus ongelijk? Een geperverteerd begrip van trouw, dat geen enkele katholiek kan worden gedwongen aan te hangen, zou ons doen ontkennen te zien wat wij zien, te horen wat wij horen en te lijden wat wij lijden. Monseigneur Gamber houdt vol, en terecht, dat hetgeen wij hebben ervaren geen vernieuwing is, maar een volslagen mislukking. Een regelrechte ramp die met ieder jaar dat er verstrijkt erger wordt. Hij schrijft: "De hervorming van de liturgie met zoveel idealisme en hoopdoor zovele priesters en leken welkom gehete, is gebleken een liturgische vernietiging te zijn van verbluffende afmetingen. Een debacle dat met ieder jaar dat er verstrijkt erger wordt. In plaats van de verhoopte vernieuwing van de Kerk en van het katholieke leven zijn wij nu getuige van een ontmanteling van de traditionele waarden en van de vroomheid waarop ons geloof rust. In plaats van de vruchtbare herbronning van de liturgie zien we een vernietiging van de vormen van de H. Mis die zicht organisch in de loop van vele eeuwen hebben ontwikkeld".(37)

Eerder maakten wij gewag van het verbazingwekkende excuus aan de gelovigen van paus Johannes Paulus II in 1980. Afgezien van die van de paus, werd er in 1992 een nog verbluffender bekentenis afgelegd door de hoogste liturgische autoriteit, namelijk door de Congregatie voor de Goddelijke eredienst. In haar officiële uitgave, Notiti{R, van oktober 1992, gaf zij toe dat misbruiken werden geïnstitutionaliseerd. Een redactioneel artikel klaagt het feit aan: "Dertig jaren zijn te veel voor een onjuiste praktijk, die er in se al naar tendeert zichzelf op zijn plaats vast te hechten. De misvormingen die in de eerste jaren van toepassing zijn ontstaan duren nog steeds voort en langzaam maar zeke1; terwijl de ene generatie de andere opvolgt, worden zij bijna regel".

Het is niet moeilijk voorbeelden te vinden van vele misbruiken die geïnstitutionaliseerd zijn. De handcommunie wordt niet een keer ergens in enig conciliedocument zelfs maar genoemd. Het begon spoedig na het concilie in Nederland als hei na-apen van een protestantse praktijk. De Communie werd in de vroege Kerk in de hand gegeven. Maar, zoals de Duitse liturgist pater Joseph Jungmann verklaarde, met het verstrijken van de eeuwen verdiepte zich de eerbied voor het Allerheiligst Sacramenten ontwikkelde zich de traditie dat slechts gewijden de H. Hostie mochten aanraken. Dit ontzagwekkend eerbiedige privilege werd beperkt tot de gewijde handen van een priester, die voor dit doel bij zijn wijding werden gezalfd. Paus Johannes Paulus II merkte terecht op dat het aanraken van de H. Hostie een voorrecht is van de gewijden, maar hij achtte het, helaas, onuitvoerbaar de logische stap te zetten om de praktijk van de handcommunie te verbieden.

Deze praktijk kwam op tijdens de reformatie als een uiterlijke manifestatie van hun geloof, dat het bij de communie ontvangen brood gewoon brood is en dat de man die het uitreikt een gewone man is. In onze tijd breidde deze praktijk zich vanuit Nederland snel uit naar de buurlanden. Paus Paulus VI vroeg de bisschoppen van de wereld of deze praktijk aanvaardbaar was. Een overstelpende meerderheid antwoordde, dat de handcommunie onaanvaardbaar was en de instructie Memoriale Domini, die in 1969 werd gepubliceerd, gaf een prachtige uiteenzetting van redenen voor de traditionele praktijk en van de bedreiging die het misbruik van de handcommunie voor de eerbied vormde. Paus Paulus deed een direct beroep op de bisschoppen van de wereld: "De Opperste Pontifex oordeelt dat de reeds lang in gebruikt zijnde wijze waarop de H. Communie aan de gelovigen wordt uitgereikt niet veranderd mag worden. Uit bezorgdheid voor het algemeen welzijn van de Kerk dringt de Apostolische Stoel er daarom zeerbij de bisschoppen, de priesters en de gelovigen op aan deze geldige en volgens het oordeel van de meerderheid van het katholieke episcopaat opnieuw bevestigde wet ijverig na te leven in de vorm die bij de huidige ritus van de heilige liturgie gebruikelijk is".(38)

Mooie woorden, inderdaad. Maar woorden die de vooruitstrevende priesters, die de wet braken, totaal negeerden. Woorden die totaal werden genegeerd door dezelfde bisschoppen die ten gunste van het in ere houden van de traditionele praktijk hadden gestemd. In het ene land na het andere gaf de hiërarchie zich op verachtelijke wijze over aan ,de liturgische rebellen. En in ieder nieuw geval capituleerde de Heilige Stoel op overeenkomstig verachtelijke wijze en wettigde en bekrachtigde de rebellie. De boodschap van deze capitulatie was duidelijk: trotseer de paus en de paus zal zich overgeven. En hij gaf zich over; ook met betrekking tot de praktijk van de communie onder twee gedaanten op zondagen. Dit wasuitdrukkelijk verboden en werd later gewettigde.

In 1994, o wrede ironie, slechts luttele dagen voorde verjaardag van de oplegging van de nieuwe Mis, ging de paus door de knieën met betrekking tot misdienaressen. Veel conservatieve katholieken waren er van overtuigd dat de paus in dit ene geval geen bakzeil zou halen. Een kwart eeuw liturgische anarchie kon nauwelijks passender worden gevierd dan met deze vernederende capitulatie van de H. Stoel voor de schreeuwerige feeksen van de feministische beweging. We zouden er aan toe kunnen voegen, nu we het toch over geïnstitutioneerde misbruiken hebben, dat bijna iedere gelegenheid waarbij een vrouw de lezing in de kerk doet een misbruik vormt, omdat dit uitsluitend is toegestaan bij gebrek aan mannelijke lectoren. En bijna ieder gebruik van een buitengewone bedienaar van de H. Communie vormt een misbruik, omdat aan de strenge voorwaarden voor het inschakelen daarvan in de westerse wereld bijna nooit van toepassing zijn. Een buitengewone bedienaar in een katholiek heiligdom zou waarlijk een buitengewone gebeurtenis moeten zijn. Maar tegenwoordig is het ongewoon een heiligdom aan te treffen waar het er niet van krioelt. De officiële liturgische norm is abnormaal geworden en het abnormale is norm geworden.

De ICEL-vertaling van de nieuwe Mis -waaraan de kleine minderheid van praktiserende katholieken in de westerse wereld iedere zondag is onderworpen -vormt een misbruik van de meest schandelijke soort met haar 400 foutieve vertalingen in het Engels. Daarbij inbegrepen is de foutieve vertaling van pro multis in "voor allen" tijdens de heilige woorden van de consecratie(39) Clowns, danseressen, ballonnen en banjo's... de lijst van misbruiken is eindeloos.

En wat kunnen gelovigen die zich zorgen maken om de eerbied voor en de trouw aan de liturgische wet van de Kerk er aan doen? Het antwoord is, net zoals dat het geval is met de ketterse catechese of de immorele seksuele voorlichting, dat ze niets kunnen doen. Zij kunnen een beroep doen op hun priesters, hun bisschoppen, de nuntius en de paus zelf en het uiteindelijke resultaat zal altijd hetzelfde zijn: het misbruik zal of worden getolereerd of worden gelegaliseerd. Wij leven in wat de kerkelijke wet als een noodtoestand omschrijft. Maar als wij werkelijkheidszin hebben moeten we erkennen, dat wij in de westelijke wereld nauwelijks beseffen wat een misbruik is. Als men echt zware misbruiken wil zien moet men, zoals ik, naar India gaan, om daar getuige te zijn van zaken die op heidense ceremoniën lijken, wat het waarschijnlijk ook zijn, die de H. Mis vervangen. Diep bedroefde gelovigen stelden bijzonder nauwgezet documentaties samen van de verheidensing van het Indiase katholicisme onder het mom van inculturatie. Zij brachten die ten koste van grote financiële offers zelf naar Rome en overhandigden de dossiers zelf aan de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst om er zeker van te zijn dat het veilig zou aankomen. Het antwoord van de congregatie aan deze vurige en vrome katholieken -die niets anders deden dan de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst smeken hun eigen richtlijnen te handhaven -was een minachtende stilte...

Niet alleen aanvaardt het officiële orgaan van de congregatie, dat hierboven werd geciteerd (Notitiae van oktober 1992), het feit dat misbruiken worden geïnstitutionaliseerd en als regel aanvaard door de huidige generatie, die niets anders heeft gekend, maar het sluit nog een andere bekentenis in, waarvan het gewicht nauwelijks overdreven kan worden. Zij erkent, dat "de geloofwaardigheid van de liturgische hervorming in gevaar wordt gebracht" (la credibilita de la riforma liturgica venga posta in pericolo). Ik verschil van mening met de congregatie en houd vol dat de liturgische hervorming reeds lang die toestand voorbij is waar er gevaar voor haar geloofwaardigheid dreigt. Iedere geloofwaardigheid die zij ooit bezat heeft zij sinds lang totaal en onherstelbaar verloren.

Aartsbisschop Lefebvre merkte eens op dat de toekomst van het katholicisme, temidden van de huidige crisis, in zijn verleden ligt. Dit is zonder enige twijfel het geval waar het de toekomst van de Romeinse liturgie betreft. Het opleggen van een kunstmatige, verzonnen, door oecumenisme bedorven misritus in de plaats van de Mis van alle eeuwen moet worden beschouwd als een historische misstap, een historische aberratie, die uitsluitend kan worden gecorrigeerd door het in ere herstellen van die liturgie, die zich gedurende meer dan 19 eeuwen ontwikkelde en het fundament vormt van de eredienst van Kerk. Zij zal dat ook vormen in de 21ste eeuw.

Is dit een illusie? Of is hier de wens de vader van de gedachte? Helemaal niet! Het lijkt vandaag waarschijnlijk dat rond de eeuwwisseling, tenminste in Frankrijk, de nog praktiserende meerderheid van de gelovigen een Tridentijnse H. Mis zal bijwonen op zondag. En mogen de andere landen niet volgen waar de oudste dochter van de Kerk de toon aangeeft? Het zou niet helemaal eerlijk zijn voorbij te gaan aan het feit dat de meerderheid van de Franse katholiek~n die op zondagen een traditionele Mis bijwoont, dit doet in de kerken en kapellen van de Priesterbroederschap St. Pius X en dat dit in de toekomst zelfs meer het geval zal zijn als het aantal in hun seminaries gewijde priesters toeneemt. In weerwil van de "excommunicaties" van 1988 groeit en bloeit deze broederschap nu meer dan ooit tevoren en heeft anno 1994 zes bloeiende seminaries.

Wat zij die een heel klein beetje theologische of canonieke kennis bezitten altijd al hebben geweten bewees de nietigverklaring door de Congregatie voor de Geloofsleer van de "excommunicatie" van zes inwoners van Honolulu{40) ( "wegens schismatieke activiteiten, waaronder de verlening van steun aan de schismatieke beweging St. Pius X alsmede het gebruik maken van de hulp van een geëxcommuniceerde Lefebvre-bisschop voor de toediening van het vormsel" ). Namelijk, dat in de huidige staat van kerkelijke anarchie de gelovigen op geen enkele manier als schismatiek kunnen worden omschreven wanneer zij hun toevlucht zoeken bij de Priesterbroederschap St. Pius X, omdat zij geen andere manier weten om zich toegang te verschaffen tot de traditionele H. Mis - waarop zij recht hebben - of geen andere middelen hebben deel te nemen aan enige andere vorm van eerbiedige katholieke eredienst. Tijdens een noodtoestand in de Kerk (en er kan geen twijfel over bestaan dat een dergelijke noodtoestand vandaag in de Kerk algemeen is in de westelijke wereld) zijn katholieken bevoegd buiten de normale structuren te handelen als zij er van overtuigd zijn dat dit noodzakelijk voor hen is om hun geloof te bewaren. Een dergelijke handeling kan in de verste verte niet als schismatiek worden beschouwd; mits men het gezag van de paus erkent en niet de bedoeling heeft zich van de Kerk af te scheiden. Dit is niet alleen van toepassing op de Priesterbroederschap St. Pius X, maar ook op de vele zogeheten "onafhankelijke" priesters van voorbeeldige rechtgelovigheid. Niettemin moeten we er tegelijkertijd in alle ernst voor bidden dat het, zo gauw als dat maar even kan, voor de Priesterbroederschap St Pius X en voor deze onafhankelijke priesters mogelijk gemaakt wordt te werken binnen de officiële structuren van de Kerk. In dit opzicht zal er veel afhangen van het volgende pontificaat.

Het zou ook oneerlijk zijn te doen alsof traditionele katholieken geen goede redenen hebben ontgoocheld te zijn over de doeltreffendheid van de Commissie Ecclesia Dei, die in 1988 werd opgericht om hun belangen veilig te stellen. Het zou eufemistisch zijn te beweren dat de commissie gereduceerd is tot de status van een arme sukkelaar. We moeten hoe dan ook blij zijn met de positieve resultaten die uit haar oprichting zijn voortgekomen. Het aantal zogeheten indultmissen dat nu is toegestaan is armzalig klein als men dat vergelijkt met het totale aantal parochies in de U.S.A., maar is niettemin een geweldige verbetering van de situatie van voor 1988. Het grote aantal parochianen en de herleving van het geloof in sommige "indult"-parochies moet men met eigen ogen zien om het te kunnen geloven. Tot deze parochies behoren o.a. de St. Agnes in New York, de St. John Cantius in Chicago (Il1inois), de St. Joseph te Richmond (Virginia) en St. Mary's in Washington D.C. In Frankrijk kunnen we ons verheugen over de spectaculaire, bijna wonderbaarlijke herleving van het traditionele Benedictijnse monastieke leven in de abdijen van Fontgombault en Le Barroux, die ik dit jaar bezocht, en ook in Randol.

In 1994, op de ongelukkige verjaardag van een kwart eeuw catastrofale liturgische experimenten, had ik het voorrecht aan een gebeurtenisdeel te nemen die mij er van overtuigde, dat de Tridentijnse H. Mis inderdaad de Mis is die niet zal sterven. Iedereen die dit had gezien zou er ook van overtuigd zijn geraakt en tevens weten dat de toekomst van de Romeinse ritus in zijn herleefde verleden ligt. Ik was op Tweede Pinksterdag in de mooiste kathedraal van de wereld, die van Chartres in Frankrijk. De kerk was afgeladen vol met jonge katholieken die voor een plechtige Tridentijnse Hoogmis waren gekomen. Zij zongen die met één stem, cum una voce, en met een kolossaal enthousiasme. De afgelopen drie dagen legden zij te voet de ongeveer honderd kilometer lange pelgrimstocht van Parijs naar Chartres af. Onderweg werd gekampeerd. Men had die duizenden jonge mensen eens moeten zien die geen plaats in de kathedraal vonden en de Mis buiten meezongen. Er waren ongeveer zestienduizend mensen aanwezig met een gemiddelde leeftijd van twintig! Dit was werkelijkheid en geen illusie. Laat iedereen die aan deze cijfers twijfelt maar met de bedevaart meedoen volgend jaar of in daarop volgende jaren. De voettocht wordt sinds 1983 weer gehouden.

De kritiek die ik hier op de nieuwe Mis heb gepresenteerd is - hoop ik -de rechtmatige uitoefening van het recht ("zelfs soms de plicht") dat iedere katholiek volgens canon 212 van de nieuwe codex van het kerkelijk recht (1983) heeft, zijn "mening over wat het welzijn van de Kerk aangaat aan de gewijde herders kenbaar te maken ... en aan de overige christengelovigen bekend te maken" (C.I.C.,canon 212, § 3). Ik ben er absoluut zeker van, dat ik mijn liefde voor en mijn trouw aan de Kerk tot uitdrukking breng door met het diepste respect voor de H. Vader -voor te stellen (hier parafraseer ik de brief van de kardinalen Ottaviani en Bacci uit 1969, bekend als "The Ottaviani Intervention ", die vooraf gaat aan het Kort Kritisch Onderzoek) om de hervorming af te schaffen, die bewezen heeft hoe schadelijk ze is voor de ondergeschikten voor wie ze werd uitgevaardigd. Wij hebben het recht en de plicht dit te vragen. De nieuwe Mis is iets zoals Dietrich von Hildebrand het uitdrukte -wat de gemeenschappelijke vader van alle christenen, de H. Vader, zou moeten betreuren en terugnemen om "ons niet de mogelijkheid te ontnemen ook in de toekomst het Missale Romanum van de Heilige Pius V te gebruiken,dat in zijn ongeschonden gestalte bewezen heeft zo vruchtbaar te zijn." Het zal zeer zeker de Mis van onze kinderen zijn zoals het ook de Mis van al onze voorvaderen in het geloof was.

Ik wil graag besluiten met een citaat van monseigneur dr. Klaus Gamber, wiens boek The Reform of the Roman Liturgy schriftelijke goedkeuring kreeg van drie kardinalen. Hij werd door kardinaal Ratzinger beschouwd als -het is waard het nog eens te herhalen - "de enige geleerde die, temidden van een leger van pseudo-liturgisten, het liturgisch denken van het centrum van de Kerk waarachtig vertegenwoordigt". Met zijn ongeëvenaarde kennis van de liturgie en met de pastorale zorg van een ware goede herder was dit de boodschap die hij heeft nagelaten aan de Kerk die hij zo innig lief had en zo goed en trouw gediend heeft: "ln dit geval betekent dit, dat in de toekomst de traditionele ritus van de H. Mis in de Rooms-Katholieke Kerk moet worden behouden (..) als de voornaamste liturgische vorm voor het opdragen van de Mis. Het moet opnieuw de norm worden van ons geloof en het symbool van katholieke eenheid over de gehele wereld, een rots van stabiliteit in een periode van omwentelingen en nooit ophoudende verandering." (41)

Noten

  1. Geciteerd in N. Gihr, The Holy Sacrifice of the Mass, St. Louis, Missouri, B. Herder Book Co., 1908, blz. 337
  2. John Henry Newman, Loss and Gain, deel 2, hs. 20.
  3. De gehele geschiedenis van de actieve deelname van protestanten bij het samenstellen van de nieuwe Mis van paus Paulus VI is te vinden in mijn boek Pope Pauls New Mass, Angelus Press, 2918 Tracy Avenue, Kansas City, Missouri 64109, U.S.A., 1980. Naar dit boek wordt verwezen in volgende noten als PPNM.
  4. Mgr. dr. K. Gamber, The Reform of the Roman Liturgy, Roman Catholic Books, P.O. Box 225, Rarrison, N.V. 10528, U.S.A., 1993, blz. 5. In het vervolg wordt hiernaar verwezen als RRL.
  5. Michael Davies, Pope John s Council, Angelus Press, Kansas City, Missouri, U.S.A., 1992, blz. 198-200.
  6. Dietrich von Rildebrand, Der verwüstete Weinberg, Lins-Verlag, A-6804 Feldkirch, Oostenrijk, 1972, blz. 199.
  7. PPNM, hs.23, (Het Kort Kritisch Onderzoek staat ook bekend als The Ottaviani Intervention), TAN-Books, 1992.
  8. PPNM, blz. 493.
  9. Geciteerd in Testimonial door Mgr. W Nyssen in RRL, blz. xiii.
  10. RRL, blz. 109.
  11. RRL, blz. 43.
  12. RRL, blz. 100.
  13. Adrian Fortescue, The Mass, Longmans, Green & Co., Londen, 1917, blz.205.
  14. Owen Chadwick, The Reformation, Londen, 1972, blz. 119.
  15. G.G. Smith, The Teaching ofthe Catholic Church, Londen, 1956, blz. 1056.
  16. A Vindication of the Bull "Apostolicae Cura? ", Londen, 1898, blz. 42-43.
  17. Annibale Bugnini, The Reform of the Liturgy: 1948~ 1975, The Liturgical Press, Collegeville, Minnesota, 1990, blz. 221.
  18. J. Gelineau, Demain la liturgie, Parijs, 1976, blz.9-10.
  19. Een gedetailleerde vergelijking van de parallellen van de twee hervormingen in hs. 25 van PPNM
  20. PPNM, blz. 329.
  21. Michael Davies, Apologia pro Marcel Lefebvre, dee12, Angelus Press, Kansas City, Missouri, 1983, blz. 378.
  22. John Reenan, A Crown ofThorns, Londen, 1974, blz. 223.
  23. Twin Circle, 26 oktober 1973.
  24. Louis Bouyer, The Decomposition of Catholicism, Londen, 1970, blz. 99. In het vervolg afgekort als DC.
  25. DC, blz. 99.
  26. RRL, blz. 61.
  27. DC, blz. 99.
  28. Homiletic and Pastoral Review, New Vork, februari 1979.
  29. Dietrich von Rildebrand, Der verwiistete Weinberg, blz. 81.
  30. J. Gelineau, Demain la liturgie, blz. 10.
  31. Joseph Ratzinger, Feast of Faith, Ignatius Press, San Francisco, 1986, blz.84.
  32. Philip HugheS} TheReformation in Europe, dee12, Londen, 1953, blz. 111.
  33. DC, blz. 1.
  34. Notitice, nr. 88, december 1973, blz. 396.
  35. Vicesimus Quintus Annus, 4 december 1988.
  36. Cijfers ontleend aan Time Magazine, 24 mei 1976 en Homiletic and Pastoral Review, november 1991.
  37. RRL, blz. 9
  38. De volledige tekst van Memoriale Domini, samen met een gedetailleerde verantwoording van de invoering van de handcommunie staat in mijn brochure A Privilege of the Ordained, Neumann Press, Long Prairie, Minnesota 56347, U.S.A.
  39. Documentatie van de 400 foutieve vertalingen in de ICEL-versie (=International Commission for English in the Liturgy) van de Mis en de onverdedigbaarheid van de vertaling van pro multis in "voor allen" is te vinden in Appendix V van PPNM. Voor pro multis, zie ook RRL, blz. 55-56 .
  40. "Hawaii: bisschop Ferrario's beslissing verworpen; Rome verklaart, dat de aanhangers van de Priesterbroederschap St. Pius X noch schismatiek noch geëxcommuniceerd zijn", The Angelus, augustus 1993, blz. 22-23' "Hawaii 6: het Ratzinger-decreet", The Angelus, april 1994, blz. 3637, Angelus Press, 2918 Tracy Avenue, Kansas City, Missouri64109, U.S.A. In zijn decreet van 4 juni 1993 verklaarde kardinaal Ratzinger dat mevrouw Patricia Morley, voornaamste ondertekenaarster van een petitie om hulp, "zich niet schuldig had gemaakt aan schismatieke handelingen".
  41. RRL, blz. 114.