www.ecclesiadei.nl
Introibo ad Altare Dei
Hoofdpagina | Tridentijnse Liturgie | Documenten | Bedevaarten | Links | Contact 
 www.ecclesiadei.nl / documenten / DOSSIER: Prof. Mag. Dr. J.P.M. van der Ploeg O.P. / Meditatie in oost en west
    HOME
    Automatic translations
    select here your language

Meditatie in oost en west

Prof. Mag. Dr. J.P.M. van der Ploeg O.P.
Uit: Katholiek Maandblad, Juni 1990

Het bovengenoemde onderwerp is bijzonder moeilijk en ingewikkeld. De bedoeling van deze korte bladzijden is de lezer het begin van een begrip te geven van een mogelijke parallel tussen de tweegenoemde soorten meditatie. De "Oosterse" wordt in het Westen gepropageerd, vooral onder de vorm van T.M. (zie beneden). Doorgaans worden bij ons maar aftreksels opgediend van leer en praktijken van het Oosten, omdat de noodzakelijke geestelijke en culturele achtergrond ontbreken en alleen door gespecialiseerde deskundigen wordt begrepen en dan nog met moeite.

Christelijke meditatie

Meditatie is een in de katholieke Kerk gangbaar woord, waarmee een bezigheid van de geest wordt aangeduid, waarin de gelovige geloofsgeheimen overweegt met de bedoeling dichter bij God te komen. Dit soort "mediteren", dat verschillende vormen kan aannemen, is even oud als het Christendom, maar het stelselmatig beoefenen ervan, het ontwerpen van methodes ervoor, is het niet. De in de 15de eeuw in de Nederlanden ontstane z.g. moderne devotie wordt meestal genoemd als aan het begin van het systematische moderne "mediteren" staande. Baden de monniken, religieuzen en geestelijken, en op hun manier ook de leken, oudtijds veelal samen volgens vastgestelde teksten (H. Mis, koorgebed), in de 15de en 16de eeuw werd dit anders en werden methoden van persoonlijk, niet aan vaste teksten gebonden, zijn hart verheffen tot God gepropageerd. De Geestelijke oefeningen van St. Ignatius vormen een belangrijke phase in de ontwikkeling der meditatiemethoden en worden door velen nog altijd als voorbeeldig beschouwd.

Wie mediteert doet dit alléén, d.w.z. voor zichzelf. Het kan zijn dat men het in gemeenschap doet en dat daarin zelfs eerst een tijd uit een boek wordt voorgelezen, maar het wordt aan ieder overgelaten zich het voorgelezene persoonlijk toe te eigenen. Vaak wordt in gemeenschap niets voorgelezen en als dit wel het geval is, volgt een tijd van stilte, die van de eigenlijke "meditatie". Het voorlezen is bedoeld als hulpmiddel voor hen die zich moeilijk kunnen concentreren en geen groot denkvermogen hebben. Het verdient aanbeveling zich bij het begin "in Gods tegenwoordigheid te stellen", omdat men door de meditatie dichter bij God wil komen. In het Frans heet ze vaak oraison, "gebed". Als onderwerp van de overweging worden de geheimen van het geloof aanbevolen, het leven en de leer van Christus, de leer van de Kerk. Men stelt zich deze geheimen voor, denkt erover na, tracht dieper door te dringen in hun betekenis, om door een betere kennis ervan, of alleen al door ze voor de geest te halen, zich dichter bij God te weten, en zich dan tot Hem te wenden in gebed. De liefde tot God moet erdoor steeds weer opnieuw door ontvlamd worden en groeien. Men kan daarbij ook zijn eigen fouten overwegen en op middelen zinnen die te overwinnen, waarbij vooral het besluit hoort zijn leven te veranderen en te beteren, om meer te beantwoorden aan wat God verlangt.

Bij de meditatie sluit de contemplatie aan. Is de eerste nog redenerend, de tweede is dat niet: zonder redeneren beschouwt men het voorwerp van het geloof dat men zojuist, of in het verleden overwogen heeft, men beschouwt God in zijn eigenschappen en maakt ook zijn mensgeworden Zoon voorwerp van beschouwing. Allereerst geldt: "Onze opperste studie moet zijn: het leven van onze Heer Jesus Christus overwegen" (Navolging, Boek I, hfst. I, 3), met de bedoeling Hem zo goed mogelijk te volgen.

Oosterse "meditatie"

In het Hindoeïsme en het Boeddhisme is wat daar (in onze talen!) "meditatie" heet, heel anders. Het doel ervan, de weg en de middelen zijn anders. Er is ook grote verscheidenheid in en daarom is het moeilijk er generaliserend over te schrijven. De ontwikkelde Hindoe is meestal een pantheïst, ook al vereert hij allerlei goden. God, resp. het " Al" (vaak. brahman) en de wereld zijn één voor hem. Ook het Boeddhisme aanvaardt maar één absolute werkelijkheid, de zichtbare wereld is volgens de Dalai Lama "betrekkelijk", zij heeft geen absoluut bestaan. In het Hindoeïsme spreekt men van maya, dat op de meest verschillende manieren wordt verklaard, maar meestal als "illusie", "schijn", "niet-werkelijk". De vrome Hindoe streeft naar een onpersoonlijk geluk dat hij ananda noemt en dat hij bereikt wanneer heel zijn slechte karma vergaan is en hij zich hetzelfde weet te zijn als het Al, dat de moderne Indiër graag God noemt, waarbij het velen weinig interesseert of men dit nu pantheïstisch of van één persoonlijke God verstaat. De Boeddhist wil worden "uitgeblust", "weggewaaid", in het nirvana, waarmee hij zijn laatste doel heeft bereikt. De "meditatie" is een der middelen om daartoe te komen.

De Christen, die de openbaring van het Nieuwe Testament kent, die Jesus ons heeft gebracht, streeft naar vereniging met God, een vereniging in geloof en hoop, die door de liefde tot stand wordt gebracht en waarin zijn persoonlijkheid, d.w.z. hijzelf, niet verloren gaat, maar verrijkt en vervolmaakt wordt, doordat hij met het Hoogste Goed. God, op de meest intieme wijze wordt verenigd. Aan de ene zijde dus: uitblussing van de persoonlijkheid, ophouden van elk verlangen en elke goede en slechte begeerte, ook naar God; aan de andere zijde vervulling van alle verlangens die dit waard zijn en aanschouwing van God "zoals Hij is" (1 Joan 3, 2), "van aangezicht tot aangezicht". Daarmee zijn de wegen waarop Christen en Oosterling het einddoel willen bereiken haast tegengesteld als activiteit en niet-activiteit.

Als de doelen zo ver uit elkaar liggen, is het begrijpelijk dat ook de middelen het zijn. Om een doel te bereiken, en zulk een doel, moeten de middelen daaraan zijn aangepast. Een onontbeerlijk middel, eigenlijk het middel, is bij de Hindoe en de Boeddhist de "meditatie". Een beter woord daarvoor is "concentratie", want zij is niet, zoals bij ons, een overwegen met nadenken, begrijpen, oordelen, redeneren. "Contemplatie" zou een beter woord zijn, maar dit is nu eenmaal niet in gebruik, in het christendom wordt het immers gereserveerd voor die van God.

Om mij niet in discussies te begeven wil ik eerst weergeven wat de tweedelige Encyclopedie van het Hindoeïsme Hindu World van Benjamin Walker (Londen 1968) over het onderwerp zegt (dl. II, p. 58-60). Meditatie, heet het daar, is het hoofddoel van alle geestelijke yoga oefeningen. Het begint natuurlijk met lezen, nadenken, enz., maar de bedoeling is de intense concentratie van de geest op zo weinig mogelijk. Deze wordt bereikt door stil en rechtop in de z.g. lotushouding te zitten (de benen gekruist onder zich), de ademhaling te beheersen, en al zijn aandacht te richten op een zo klein mogelijk voorwerp, zoals een mosterdzaadje, de navel, de punt van de neus, zekere plaatsen van de geslachtsorganen. Men kan de concentraties ook bereiken, kan men elders lezen, door b.v. alleen maar aan een kleur te denken, zoals blauw, of ook door de aandacht onbeweeglijk op een god te richten, zoals op Krisjna of op leegte, het "niets". De bedoeling is de geest niet vol, maar zoveel mogelijk leeg te maken; ook dat weinig waarop men zijn aandacht concentreert moet tenslotte uit het bewustzijn verdwijnen, tot er het besef overblijft dat men identiek is met het Al, atman, brahman, "God".

Een soortgelijk doel streeft ook de z.g. "transcendente" meditatie (T .M.) na, vooral in het Westen gepropageerd door de Mahárisji ("grote wijze") Mahesj Yogi (zo laat hij zich noemen). Hij wil de mensen een techniek van de geest leren, die hen moet brengen tot een "transcendent" bewustzijn, d.w.z. een dat het normale bewustzijn achter zich laat en overtreft. Uit ons bewustzijn moet alles verdwijnen waarvan wij ons "bewust" zijn. Wat dan in feite overblijft is niets, maar de Mahárisji noemt het een "boven-", een "transcendent" bewustzijn. Men erkent hier weer het boven beschreven ideaal van Hindoes en Boeddhisten. Als de Mahárisji in het Westen optreedt, komt de Hindoe godsdienst er niet aan te pas, maar in India is dat anders.

Eens vroegen mij twee van huis uit katholieke dames, die aan T.M. deden en wilden weten of dat wel samenging met het Katholicisme, ze te bezoeken. Ik ging er heen en vond de twee uitgestrekt in gemakkelijke fauteuils, naast elkaar. Ze stonden niet op, en verzochten mij te gaan zitten. Ik vroeg wat ze deden. Wat ze deden? dat zag ik toch wel: niets. En waaraan ze dan dachten? hetzelfde antwoord: aan niets! Ze zeiden daarbij stil voor zichzelf een mantra op, d.w.z. een magisch woord of toverspreuk die ze van de Mahárisji hadden geleerd en aan niemand mochten openbaren. Omdat de Mahárisji zijn vele adepten niet zelf ieder de eigen mantra in het oor kan fluisteren, heeft hij er een aantal op de band gesproken, en naar dat kleine stukje geluid hadden zij mogen luisteren.

In het Hindoeïsme is een mantra een met kracht geladen uitdrukking of magisch woord. Zeer bekend is de mantra OM (spreek uit: oornrnmm), waaraan een volheid van betekenissen wordt toegekend; zelfs de god Krisjna noemt zich OM in de Bhagavadgita. Naast mantra's van één woord zijn er ook van meer. Aan de Westerse beoefenaars van TM wordt de magisch-godsdienstige betekenis der mantra's niet verklaard, maar wordt gezegd dat men ze tijdens de meditatie voortdurend stil moet opzeggen, om het "rust gevend" gevolg daarvan. Tijdens de meditatie verliest de geest zijn individualiteit en wordt "kosmische" geest. Hij wordt alomtegenwoordig en verkrijgt het eeuwig bestaan (woorden van de Mahárisji, zie Catholicisme, VIII, fasc. 37, col. 1091). Wanneer de mediterende tot zijn gewone leven terugkeert, vindt hij zijn individualiteit terug, maar behoudt iets van het grandioze dat hij had bereikt (o.c., col. 1091).

Het stelsel van de Mahárisji is er in wezen een dat in het Hindoeïsme zijn ware plaats vindt. Maar omdat dit daarbuiten, in het Westen, niet als zodanig zou worden geaccepteerd, wordt de TM daar geleerd als wetenschappelijk bestudeerde psychologie, die de mens bevrijdt van stress en die zelfs, indien universeel beoefend, de wereldvrede kan bevorderen! Over het laatste behoeven we niet te praten, maar wat het eerste betreft: het rust gunnen, zelfs het geoefende rust gunnen aan zijn geest, kan deze ook werkelijk enige rust brengen. Het heeft geen zin dit te ontkennen. Van de andere kant hebben enkele psychiaters gewezen op de gevaren die het meebrengt als men zijn geest te lange tijd als het ware tot leegheid dwingt. Tweemaal twintig minuten per dag, zoals gebeurt, is niet veel! maar wanneer het uren duurt kan het gevaarlijk worden. En dan: met christelijke meditatie en streven naar de christelijke volmaaktheid heeft het natuurlijk niets te maken. Wie het restje Christendom dat er nog bij hem leeft inruilt tegen T.M. doet een ongelukkige ruil. Wat moet hij doen in zijn stress en moeilijkheden? Geloven, hopen, God en zijn naaste liefhebben, bidden (dit hoeft niet lang te zijn, als het maar echt is en uit ons hart komt), deugdzaam zijn.

In het Hindoeïsme ontmoet men het begrip bhakti, het is de bijzondere verering van een god, vooral van Krisjna, die heel bijzonder zijn z.g. bhakta's heeft, d.w.z. personen die voor hem ijveren, zich als aan hem toegewijd beschouwen, hem "liefhebben", enz. Heel het 12de hoofdstuk der z.g. Bhagavad-Gíta, een beroemde zalig uit het grote Mahábhárata epos, is aan de bhakti voor Krisjna gewijd: de werken, gedachten, geest van die hem dient, moeten alléén op hem zijn gericht, hem zijn gewijd. Als de vereerder daartoe in staat is, moet hij onophoudelijk aan Krisjna denken, over hem "mediteren", d.w.z. alle gedachten op hem alléén concentreren. Ten slot te moet ook deze concentratie uitmonden in samádhi, "trance", waarin men zich tenslotte identiek meent te weten met het Al. Het Hindoeïsme is niet een soort Kerk, het kent geen centrale godsdienstige organisatie, geen leergezag. Daarom treft men er een uiterst grote verscheidenheid van opvattingen in aan, zelf met betrekking tot de meest wezenlijke zaken. Zo is het moeilijk tot zo goed als onmogelijk te zeggen wat "meditatie" in "het" Hindoeïsme is. Een samenvattend werk hierover heb ik ondanks veel zoeken niet kunnen vinden; meestal treft men beschouwingen erover aan onder het hoofd "yoga". Maar omdat de godsdienstige Hindoewereld een heel andere is dan het Christendom, neemt de "meditatie" daarin ook een heel andere plaats in.

Er worden tegenwoordig inter-godsdienstige "dialogen" gehouden over gebed en meditatie. Die te Bangkok van 1968, gedurende welke Thomas Merton de dood vond in een badkamer, is er een bekend voorbeeld van. Hindoe's en Boeddhisten komen ook naar het Westen en "dialogeren", "bidden" en "mediteren" daar samen met katholieke monniken in hun kloosters.

Ook al is men zich bewust van het grote verschil in godsdienst, toch menen sommigen veel van de "methoden" van het Oosterse gebed te kunnen leren. In India worden, vooral door religieuzen, bijeenkomsten ("seminars") gehouden waarop men bestudeert hoe men in het vervolg "Indisch" kan bidden. Het echt gebed komt uit het hart, het steunt op het geloof, het is vol hoop en gaat in liefde uit naar God. Men hoeft geen "methode" te leren om het te verrichten. Methodisch mediteren heeft de Kerk gedurende de langste tijd van haar bestaan niet gekend. Bij het "Indisch" en niet "Westers" willen bidden speelt in India het nationalisme, dat daar vooral cultureel gericht is, een rol. Maar voor Christus is er geen onderscheid tussen Jood en Griek, slaaf en vrije, man en vrouw (Gal. 3, 28) -en tussen Oost en West, kan men eraan toevoegen. De Kerk bidt nog steeds de psalmen van het oude Israël, van haar zo verschillend in cultuur. Het is de mens die tot God bidt, hij doet dit niet in zoverre hij tot een natie of een werelddeel behoort. Dit geldt ook voor zijn mediteren over de goddelijke dingen. Mediteren, dat moet leiden tot de aanschouwing van God in het hiernamaals, is een heel ander dan een, dat tot het zich identiek weten met het AL moet leiden.

Onder degenen die het bovenstaande toegeven zijn er toch die men€n dat gebedsmethoden hetzelfde kunnen zijn en dat het Westen hierin van het Oosten kan leren. Vandaar de bijeenkomsten en gesprekken van Oosterse en Westerse monniken en religieuzen. Bij het willen bereiken van een volkomen verschillend doel moet het geheel der middelen verschillend zijn en de overeenkomsten bijkomstig. Daarbij moet men niet vergeten dat het gevaar voor pantheïsme ook in de Westerse mystiek dreigt; de Kerk heeft hier herhaaldelijk moeten ingrijpen. Omdat het pantheïsme zo belangrijk is in het Oosten, zijn intieme contacten op dit gebied niet zonder gevaar. Een parallel. Door aanhangers van de z.g. bevrijdingstheologie (zoals Gutierrez) wordt beweerd dat zij weliswaar geen algehele marxisten zijn, maar toch de marxistische "maatschappij-analyse" toepassen, om te begrijpen wat gaande is. Maar het marxisme is een vorm van materialisme en gaat ervan uit dat alle geestesstromingen, cultuur en ook de godsdienst het resultaat zijn van materiële factoren. Marxisme is historisch materialisme. Het verklaart het maatschappelijk gebeuren uit dit alles overheersend beginsel. Daarom zijn marxistische methoden en "analysen" voor de Christen onbruikbaar. Zo kan ook een Christen de Oosterse "meditatie" niet tot de zijnen maken, al zijn er hier en daar overeenkomsten: de mens heeft immers overal dezelfde natuur, of hij nu uit het Oosten of uit het Westen is. En als Christen overweegt hij de heilsgeheimen en bidt hij tot God.

 
triniti