www.ecclesiadei.nl
Introibo ad Altare Dei
Hoofdpagina | Tridentijnse Liturgie | Documenten | Bedevaarten | Links | Contact 
 www.ecclesiadei.nl / documenten / Notre-Dame de Chrétienté 11

Pinksterbedevaart
van Notre-Dame van Parijs naar Notre-Dame van Chartres

terug

Buiten de Kerk geen Heil

Buiten Christus en buiten de door Hem voor het eeuwig heil van alle mensen gestichte Kerk is geen ‘heil’. Dit behoort tot de vaste leerstellingen van de katholieke Kerk. Wat dienen we daaronder te verstaan. Zovele mensen hebben immers Christus en zijn Kerk buiten hun schuld in het geheel niet gekend, en zeer velen kennen die nog niet. God is zowel goed als rechtvaardig en laat niemand buiten zijn schuld verloren gaan; Hij veroordeelt alleen de zondaars, die tegen Hem opstaan. Het is duidelijk, dat de Kerk het leerstuk ‘buiten de Kerk geen heil’ altijd zo heeft verstaan, dat het niet in conflict komt met de vaste leer omtrent Gods rechtvaardigheid, om van zijn goedheid niet te spreken.

Buiten de Kerk ofwel buiten het Mystieke Lichaam van Christus geen Heil. Zegt H.Marcus niet “Wie het geloof heeft aanvaard en gedoopt is, zal gered worden; maar wie niet heeft geloofd zal veroordeeld worden” En ook Sint Paulus schrijft “Zonder geloof is het onmogelijk (aan God) te behagen, want wie tot God wil naderen moet geloven dat Hij is, en dat Hij een beloner is voor die Hem zoeken”

Op grond van deze en andere uitspraken in het Nieuwe Testament schreef de heilige martelaar Cyprianus (†258) in een van zijn brieven: Salus extra Ecclesiam non est (“buiten de Kerk is er geen redding/heil”, Ep. 73 ad Iubaianum, c. 21). Deze uitdrukking komt herhaaldelijk in latere kerkelijke uitspraken terug. Ook bij de opening van het tweede Vaticaans Concilie verklaarde Johannes XXIII plechtig: “Dit ware katholieke geloof, buiten welk niemand zalig kan worden, geloof, belijd en bezweer ik…”

Het is Christus door wie alle Heil wordt uitgedeeld, Christus onderwijzend, pelgrimerend het Kruis dragend opgaand naar Calvarië, de gekruizigde Christus. Christus, die in en door zijn Kerk, Zijn Mystiek Lichaam, doorgaat de wereld te onderwijzen, Hij pelgrimeert in haar voort in het teken van Calvarië. Hij is het die alle genade uitdeelt in en door Zijn Kerk. Zonder Christus, zonder Zijn Kerk is er geen Heil.

Daar op Calvarië zien wij, samen met de H.Maagd Maria -Zijn Moeder- en de H.Evangelist Johannes, op naar Christus aan het Kruis. Wij zien ook twee andere kruizen. Eén links van Hem en de ander aan zijn rechterzijde. Daar hangen twee moordenaars samen met Hem op Calvarië. We horen het gehoon van de éne moordenaar: “Zijt Gij de Christus niet? Red Uzelf en ons!”. We horen ook de andere moordenaar aan het rechter kruis: “Vreest ge God nóg niet, nu ge toch dezelfde straf ondergaat? En wij terecht, wij krijgen ons verdiende loon; maar Hij heeft niets verkeerds gedaan.” en “Jesus, gedenk mijner, wanneer Gij in uw rijk zijt gekomen”. En Christus antwoordde hem: “Voorwaar, Ik zeg u: heden zult ge met Mij zijn in het paradijs.”

Christus, is gekruisigd tussen twee moordenaars, mensen, die andere mensen het leven hebben ontnomen. Staan deze moordenaars niet symbool voor de vele valse Godsdiensten en ideologiën, die de mensheid van Christus afhouden en hen de weg naar het Mystiek lichaam van Christus onthouden. Zij ontnemen, gelijk moordenaars, deze mensen het leven, te weten het eeuwig leven. En toch ontvangt die éne, de goede moordenaar alle genade: “heden zult ge met Mij zijn in het paradijs”. We zien hier de rode draad terugkomen, die doorheen de gehele Heilsgeschiedenis loopt. De uitverkiezing van Abel versus de verwerping van Kaïn, de redding van Noach versus de ondergang van de wereld en de uitverkiezing van Abraham, Izaäk en Jacob uit de rest van de wereld. De rechtvaardige mens, die het Goede zoekt. Zo ook de goede moordenaar, die veelal zelf misleid een valse leer verkondigt, die zelf dwalend van mening is dat hij de waarheid verkondigt en het goede doet. Hij die in zijn rechtvaardigheid toch het Goede zoekt.

Echter met de eerder aangehaalde woorden van Sint Marcus hebben we de zekerheid dat “Wie gelooft en gedoopt is, wie tot het Mystieke Lichaam van Christus behoort, gered is”. Wat echter ook zeker is, is dat hij “die niet gelooft veroordeeld zal worden”, kennelijk ongeacht of men gedoopt is of niet. De logica leert ons dat tussen deze twee, een grijs gebied ligt zonder enige zekerheid: waar ligt de scheidslijn tussen de goede en de kwade moordenaar. Wordt deze scheidslijn niet bepaald door de diepste intentie van de moordenaar, welke pas op de dag des oordeels zichtbaar wordt. Wie durft reeds nu te zeggen: 'ik sta aan de goede zijde', zonder dat hij vervolgens aan de consequenties van deze woorden voldoet en zich daadwerkelijk verenigt met de Kerk. En zo hij dus zich willens en wetens niet met de Kerk verenigt, geeft hij dan niet blijk aan de verkeerde kant van de scheidingslijn te staan?

Wij kunnen hier niet onverschillig tegenoverstaan: buiten de Kerk, geen Heil.

Zo ook nodigde Paus Pius IX in 1868, bij de aankondiging van het eerste Vaticaans Concilie, allen uit, zich bij de Katholieke Kerk aan te sluiten. Hij wees erop dat Christus één Kerk heeft gesticht, zijn Mystiek Lichaam, waarvan alle mensen door het doopsel lid moeten worden. Zij die niet tot de katholieke eenheid behoren, zegt hij, kunnen daarbuiten niet zeker zijn van hun eigen heil.

terug